 |

Ahmose I, stichter van de achttiende dynastie

Ahmose I (ook wel Amosis I, "Amenes" en "Aahmes";
"uit Iah geboren") was een farao van het oude Egypte en de stichter
van de achttiende dynastie. Hij was een lid van het Thebaanse
koningshuis, de zoon van farao Tao II Seqenenre en een nauwe verwant
van de laatste farao van de zeventiende dynastie, Kamose. Volgens
Manetho regeerde hij vijfentwintig jaar. Hij was eerst koning van
Thebe van 1550/1549 tot 1540 v.Chr., vervolgens van heel Egypte tot
1525/1524 v.Chr.
Tijdens het bewind van zijn vader of grootvader kwam Thebe in
opstand tegen de Hyksos, de heersers van Neder-Egypte. Toen hij
zeven jaar oud was, sneuvelde zijn vader in deze strijd en hij was
nog geen tien jaar toen Kamose na een regeerperiode van slechts drie
jaar aan onbekende oorzaken overleed. Ahmose I besteeg vervolgens de
troon en nam als praenomen of kroningsnaam Neb-Pehty-Re ("De heer
van kracht is Re").
Tijdens zijn bewind voltooide hij de verovering en verdrijving van
de Hyksos uit het deltagebied, herstelde hij de Thebaanse
heerschappij over heel Egypte, en herbevestigde hij met succes de
Egyptische macht in de voormalige onderworpen gebieden Neder-Nubië
en Kanaän. Hij reorganiseerde de administratie van het land,
heropende steengroeven, mijnen en handelsroutes en begon enorme
bouwwerken van een type ongezien sinds de tijd van het Middenrijk.
Dit bouwprogramma culmineerde in de bouw van de laatste door
inheemse Egyptische heersers gebouwde piramide. Ahmoses heerschappij
legde de fundamenten voor het Nieuwe Rijk, waaronder de Egyptische
macht een hoogtepunt bereikte.

Familie
Ahmose was een lid van de Thebaanse zeventiende dynastie. Zijn
grootvader en grootmoeder, Ta'a I Senachtenre en Tetisheri, hadden
minstens twaalf kinderen, waaronder Ta'a II Seqenenre en Ahhotep.
Broer en zus trouwden, volgens de traditie van de Egyptische
koninginnen, met elkaar. Hun kinderen waren een jong gestorven zoon
genaamd Ahmose, Ahmose I, verschillende dochters, en misschien ook
Kamose.[ Ahmose volgde in de traditie van zijn vader en trouwde met
een aantal van zijn zusters, waaronder Ahmose-Nefertari, zijn grote
koninklijke vrouw, die de eerste koningin was die de priesterfunctie
van "godsvrouw van Amon" aannam. Ze hadden meerdere kinderen,
waaronder de dochters Ahmose-Meritamon B, Ahmose-Sitamun A en zonen
Siamon A, Ahmose-Ankh, Amenhotep I en Ramose A (de "A"- en
"B"-aanduidingen achter de namen zijn een door Egyptologen gebruikte
conventie om een onderscheid te maken tussen de koninklijke kinderen
en echtgenotes, die anders dezelfde naam zouden hebben). Zij waren
mogelijk ook de ouders van Moetneferet, die de tweede vrouw van
Thoetmosis I zou worden. Ahmose-Ankh was Ahmoses
erfgenaam, maar hij ging ergens tussen het 17de en 22ste
regeringsjaar van Ahmose zijn vader voor in de dood.
Amenhotep I volgde hem op, mogelijk na een korte periode
van gedeeld koningschap.
Er was geen duidelijke breuklijn binnen de koninklijke familie
tussen de 17e en 18e dynastie.
Ramses II liet in zijn dodentempel
de grote stichters van het Egyptische Rijk afbeelden: Menes als
stichter van het Oude Rijk,
Mentoehotep II als stichter van het Middenrijk en Ahmose
I als stichter van het Nieuwe Rijk. Ook historicus Manetho schreef
later, tijdens de Ptolemaeïsche dynastie, dat de uiteindelijke
verdrijving van de Hyksos na bijna een eeuw en het herstel van de
inheemse Egyptische heerschappij over het hele land reden genoeg
waren om van de start van een nieuwe dynastie te kunnen spreken.

Strijd tegen de Hyksos en herovering van de
Nijldelta
Ahmose begon de herovering van het door de Hyksos bezette
Neder-Egypte. In het 15de jaar van zijn regering, nam hij
Memphis
in. Hij bleef optrekken en bereikte het grensgebied van de Nijldelta
rond het jaar 11 van de Hyksoskoning Chamoedi, maar de volgorde van
de daaropvolgende gebeurtenissen is niet algemeen aanvaard.
Het is zeer moeilijk om een beeld te krijgen van de verovering die
voorafging aan de belegering van de Hyksoshoofdstad, Avaris. Bijna
alles wat we weten is ons bekend uit de door de soldaat Ahmose, zoon
van Abana in zijn graf achtergelaten autobiografie en de achterkant
van de Rhind-papyrus, die bestaat uit dagboekaantekeningen, waarvan
er een zegt:
Regeringsjaar 11, de tweede maand van shomu - Heliopolis werd
genomen; eerste maand van akhet, dag 23, deze zuiderse prins brak
binnen in Tjaru (huidige Tell el-Habua).

Terwijl men voorheen aannam dat het regeringsjaar moest verwijzen
naar dat van Ahmose, is men nu van mening dat het verwijst naar het
11de regeringsjaar van Chamoedi, de toenmalige Hyksoskoning en
tegenstander van Ahmose. De Rhind-papyrus verwijst naar Ahmose met
de inferieure titel "zuiderse prins" of "prins van het zuiden" in
plaats van die van koning of farao, zoals een Thebaanse aanhanger
van Ahmose zonder twijfel zou hebben gedaan. Anthony Spalinger wijst
er in een bespreking van een werk van Kim Ryholt op dat de indirecte
verwijzing naar Ahmose als "hij-van-het-zuiden" (Ryholts vertaling)
erop wijst dat de schrijver een aanhanger van de Hyksoskoning was en
dat het dus niet meer dan logisch is, dat de regeringsjaren
verwijzen naar de regering van Chamoedi en niet die van Ahmose.
Deel van stele met drie personen, Djehuti, Ahhotep en Ahmes, die
Ahmose volgen, toen nog "zoon van de koning", Metropolitan Museum of
Art. De Rhind-papyrus geeft ons ook een beeld van de militaire
strategie van Ahmose tijdens zijn herovering van de Nijldelta. Nadat
hij in juli Heliopolis was binnengetrokken, zakte hij langs de
oostelijke Nijldelta af om Tjaru in te nemen, de voornaamste
grensversterking op de Horusweg, via de weg van Egypte naar Kanaän,
waarbij hij Avaris volledig links liet liggen. In oktober werd Tjaru
ingenomen, waarmee alle verkeer tussen Kanaän en Avaris werd
afgesneden. Dit lijkt erop te wijzen dat hij van plan was om een
blokkade te leggen rond Avaris, waarbij de Hyksoshoofdstad niet kon
rekenen op de hulp of bevoorrading uit Kanaän .
Opvolging
Ahmose werd opgevolgd door zijn zoon
Amenhotep I. Enkele onderzoekers hebben gesuggereerd dat
Ahmose een tijdlang (maximaal zes jaar) Amenhotep als co-regent
naast zich had. Indien er sprake was van een co-regentschap, kan
Amenhotep niet eerder tot koning zijn gekroond dan in het 18e jaar
van Ahmose, het vroegst mogelijke jaar waarin Ahmose-Ankh, de
troonopvolger, zou zijn gestorven. Er is indirect bewijs voor het
bestaan van zo'n co-regentschap, maar definitief bewijs ontbreekt.

De Piramide van Ahmose
De Piramide van Ahmose is een ten tijde van de oud-Egyptische farao
Ahmose I tussen 1550 en 1525 v.Chr. in het tempelcomplex van
Abydos
opgerichte piramide. Het was de enige koningspiramide die van het
begin af aan als cenotaaf (grafmonument) en niet als graftombe werd
gepland. De piramide van Ahmose was tegelijkertijd de laatste
koningspiramide in Egypte, omdat net zoals Ahmose I zelf ook al zijn
opvolgers niet meer in
piramiden werden bijgezet. Van de
piramide is slechts een ruïne overgebleven.
bron Wikipedia

|
 |