 |

Oesjabti beeldje

Een Oesjabti (shabti, sjabti, sjawabti, oesjebti, ushabti) is een
beeldje dat de overledene in het oude Egypte meenam in zijn graf om
voor hem in het
Dodenrijk het werk te verrichten. Wellicht is dit een vervanging van
het gebruik om dienaren van de koning te offeren en in zijn
nabijheid te begraven
in de vroegste geschiedenis van Egypte. Het woord 'oesjabti'
betekent 'antwoorder', namelijk als de overledene werd geroepen, dan
moest het grafbeeldje
als plaatsvervanger antwoorden. De grafbeeldjes werden voornamelijk
van hout, steen of faience gemaakt en varieerden in grootte. Voor de
21e dynastie
van Egypte was de naam sjabti, daarna oesjabti. In het Nieuwe Rijk
werd op de grafbeeldjes ook een formule, hoofdstuk zes van het
Egyptisch Dodenboek,
geschreven: "Gegroet oesjabti die aan mij is toegewezen. Als ik
Osiris wordt bevolen om elk gewenst werk in het Dodenrijk te
verrichten, dan zal jij
daar in plaats van ik je aanbieden om op elk moment de akkers te
bewerken, de oevers te laten overstromen en de grond van oost naar
west te vervoeren.
'Hier ben ik', zul je zeggen." Sinds
Thoetmosis IV behoorden bij de
grafbeeldjes ook modellen van agrarische voorwerpen en werktuigen,
zoals een houweel,
een hak, een juk of een mand. In Graf DK 62 van
Toetanchamon werden
413 oesjabti’s gevonden. Dit aantal is te verklaren door 365
arbeiders, 36 opzichters
voor elke tien dagen en 12 opzichters voor de maanden. Ze zijn
echter niet allemaal even groot en de meeste hebben alleen de naam
en titel van de koning.
De grootste is ongeveer een halve meter. Vanaf de derde
tussenperiode blijven er 401 over (365+36), de opzichters voorzien
van een zweep. Vanaf de Late
periode bleef dit aantal constant maar verdween de zweep. Of het
concept van de opzichter volledig verdween, of vervangen werd door
36 grotere exemplaren
die alleen geen zweep meer droegen, is onzeker.

|
 |