Amarna - Achnaton - Achetaton

              

Achnaton, ook wel Amenhotep IV of kortweg Echnaton genaamd, regeerde van 1352 v. Chr. tot 1338 v. Chr. Achnaton was een zoon van Amenhotep III en Koningin Teye. Hij trouwde naar alle waarschijnlijkheid met Nefertiti. Na vier jaar op de troon voerde Achnaton echter een aantal revolutionaire veranderingen door. Hij voerde het monotheïsme (het geloof in één God) in. Egypte had tot dan een veelgodendom gehad, met zonnegod Amon als oppergod. De enige god was Aton, de zonneschijf. Hij liet tevens een nieuwe hoofdstad bouwen, Achetaton, het tegenwoordige Amarna. Achnaton was de hogepriester van de zonnegod Aton. Veel tempels van de andere goden werden gesloten. Dat leidde tot ontwrichting van de samenleving omdat de hele administratie van het land via de tempels had gelopen. De buitenlandse politiek had te lijden van de interne spanningen die de Aton hervorming opriep. De meeste Egyptologen vermoeden dat Achnaton wellicht is vermoord door aanhangers van de verdreven Amon cultus. Het uitwissen van zijn daden gebeurde vrijwel meteen na zijn dood. Dit was dus vrijwel zeker een gecoördineerde actie. De koning had bij zijn eerste vrouw alleen dochters en na zijn
dood volgden eerst Smenkhare en dan Toetanchaton hem op. De laatste zou al snel zijn naam veranderen in
Toetanchamon.

Achetaton ("de horizon van de god Aton") of Amarna is de naam van de nieuwe hoofdstad die de Egyptische farao Amenhotep IV of Achnaton liet bouwen op de westelijke oever van de rivier de Nijl op de plaats waar zich nu het dorp El Amarna bevindt.

Geschiedenis van de stad
Gedurende een korte periode ten tijde van het Nieuwe Rijk woonden hier naar schatting 50.000 mensen in de nabijheid van de farao en zijn gevolg. De keuze voor de nieuwe locatie van Egypte's hoofdstad hing samen met het feit dat zich hier een breuk bevindt in de bergrug die de vlakte langs de Nijl in het oosten van de achterliggende woestijn scheidt. Deze breuk doet bij zonsopkomst denken aan de samengestelde hiëroglief voor "horizon" (achet) en "zon" (aton). Hierdoor leek deze plek door de natuur zelf aangewezen voor de vestiging van een stad waarvan de bewoners de cultus van de zonnegod Aton aanhingen. De stad werd gesticht in het vijfde jaar van de regering van farao Achnaton (ca. 1350 v.Chr.) en verlaten in het tweede jaar van de regering van Toetanchamon. Toch was de stad niet geheel verlaten, want er zijn nog graven ontdekt uit de 22e dynastie. In de moderne tijd moest de stad herontdekt werden en in 1824 voerde Wilkinson de eerste opgravingen uit. Daarna zijn er nog opgravingen verricht door onder andere Lepsius, Petrie en Ludwig Borchardt. Vanaf 1977 onderzoekt de Egypt Exploration Society de site.


Archeologische vondsten
Tot de belangrijkste archeologische vondsten afkomstig uit Amarna behoren de Maanbrieven, geschreven op kleitabletten in spijkerschrift, die gegevens bevatten omtrent diplomatieke betrekkingen tussen het toenmalige Egypte en naburige rijken, en de portretbuste van Nefertiti, opgegraven in de werkplaats van de beeldhouwer Tutmoses. Dit beeld maakt tegenwoordig deel uit van de collectie van het Egyptologisch Museum in Berlijn. De Amarna-brieven is de naam die gewoonlijk gebruikt wordt voor een collectie van brieven, merendeels diplomatiek van aard, die gevonden is in Amarna, de moderne naam voor de hoofdstad van Achnaton die regeerde ten tijde van het Egyptische Nieuwe Rijk. De brieven zijn geschreven tijdens het bewind van deze farao, die regeerde van 1353 tot 1335 v.Chr. De Amarna-brieven zijn uitzonderlijk in Egyptologisch onderzoek, aangezien zij voornamelijk in Akkadisch spijkerschrift op kleitabletten geschreven zijn. Op dit moment zijn er in totaal 382 tabletten bekend; 24 tabletten zijn ontdekt nadat de Noorse assyrioloog Jørgen Alexander Knudtzon zijn historische editie van de Amarna correspondentie beschreef in Die El-Amarna Tafeln in twee delen (1907 en 1915).

De brieven
Een van de Amarna-brieven, de briefwisseling van het Egyptisch ministerie voor buitenlandse zaken, op kleitabletten daterend uit de 14e eeuw v.Chr., werd in Amarna teruggevonden. Zij had betrekking op Palestina. Amarna was de hoofdstad van de 'ketterse' farao Achnaton (Amenophis IV). De brieven bestaan uit spijkerschrifttabletten voornamelijk geschreven in het Akkadisch, de taal van de diplomatie van deze periode. Ze zijn doorspekt met Kanaänitische grammatica en vocabulaire. Ze vertellen veel over Palestina en zuidelijk Syrië in deze tijden en over de rol die Egypte daar speelde. De eerste tabletten werden gevonden door lokale Egyptenaren rond 1887. Zij groeven vervolgens heimelijk de meeste tabletten op uit de ruïne van de stad (oorspronkelijk werden ze bewaard in een gebouw dat archeologen sindsdien het Bureau voor Correspondentie van de Farao noemen) en verkochten ze op de antiekmarkten. Zodra de locatie bekend werd, werden de ruïnes onderzocht. De eerste archeoloog die succesvol was in het bergen van meer tabletten was William Flinders Petrie in 1891-1892. Hij vond 21 fragmenten. Émile Chassinat, toenmalig directeur van het Franse Instituut voor Oriëntaalse Archeologie in Caïro, schafte nog twee additionele tabletten aan. Sinds Knudtzens editie zijn zo'n 24 aanvullende tabletten of fragmenten van tabletten gevonden, ofwel in Egypte, of geïdentificeerd in de collecties van verschillende musea buiten Egypte.


Het volledige archief, inclusief correspondentie van de voorgaande heerschappij van Amenhotep III, bevat meer dan driehonderd diplomatieke brieven, het overige is een mengeling van literair of educatief materiaal. Deze tabletten werpen veel licht op de relatie van Egypte met Babylonië, Assyrië, Mitanni, de Hettieten, Syrië, Palestina en Cyprus, en hun afgevaardigden in Kanaän. Ze zijn van groot belang bij het vaststellen van zowel de historische gebeurtenissen als de chronologie van de periode. Brieven van de Babylonische koning Kadashman-Enlil I en zijn opvolger Burnaburiash II (beiden Kassieten) verankeren Achnaton's bewind in het midden van de 14e eeuw v.Chr. Men vindt hier de eerste vermelding van een Palestijnse groep die bekend staat als de Habiru, al blijft de connectie hiervan met het latere Hebreeuwse volk onderwerp van discussie. Andere heersers zijn Tushratta uit Mitanni, ene Lib'ayu, en de omvangrijke correspondentie met koning Rib-Hadda van Byblos, die in meer dan 58 brieven aan een stuk door smeekt om Egyptische militaire hulp.


Chronologie
Uit onderzoek is gebleken dat de vroegst mogelijke datering voor enige correspondentie laat in het bewind van Amenhotep III is, waarschijnlijk op zijn vroegst in het 30ste jaar van zijn regering; de laatst mogelijke datum is het het tijdstip waarop de stad Amarna verlaten werd, over het algemeen wordt aangenomen dat dit in het eerste jaar van het bewind van Toetanchamon was.

Bouwwerken
Van de gebouwen zelf is slechts weinig terug te vinden omdat ze voor het overgrote deel uit leem werden opgebouwd en omdat de omgeving lange tijd als steengroeve diende voor andere bouwwerken.

Bewoning
In het zuiden en noorden van de stad leefden de burgers van Achetaton. Hun huizen bestonden uit tichels en leem. Achetaton vormde een ware stad met administratieve gebouwen, politiekantoren, bakkerijen, ateliers, etc. Niet ver van de stad zijn de restanten teruggevonden van het arbeidersdorp waar de arbeiders van het koninklijk graf woonden en werkten.

Graven
Noordelijke graven in Amarna. Er is een onderscheid tussen de graven van de Koninklijke familie en deze van de ambtenaren en edelen. De Koninklijke graven bevonden zich in de oostelijke wadi en hierin lag het graf van Achnaton, Teye, Meketaton en vermoedelijk ook Kiya. Deze graven zijn anders opgebouwd dan deze uit de Vallei der Koningen en werden versierd met de nieuwe Amarna-kunst. In de oostelijke bergwand bevinden zich 44 graven voor de ambtenaren van Achnaton, maar vele zijn onvoltooid gebleven omdat de stad plots werd verlaten.

Paleizen
De paleizen in de stad dienden als administratieve centra. Typerend waren de verschijningsvenster vanwaar de farao met zijn familie de bevolking begroette. Het belangrijkste paleis lag gelegen in het noorden van de stad bij de rivier en vermoedelijk was dit de vaste residentie van de farao.

Tempels
In de stad stond een kleine tempel voor Aton en een grote tempel voor Aton die beide verschilden van de overige tempels in Egypte door hun open karakter.

Naar Menu

Referenties
Goren, Y., Finkelstein, I. & Na’aman, N., Inscribed in Clay - Provenance Study of the Amarna Tablets and Other Ancient Near Eastern Texts. Tel Aviv: Sonia and Marco Nadler Institute of Archaeology, Tel Aviv University, 2004. ISBN 9652660205 Moorey P.R.S., Boardman John, Gray Basil, prof. Oates David, Byblical Lands, Elsevier SA, Lausanne, 1975
William L. Moran, The Amarna Letters, Baltimore: Johns Hopkins University Press, 1992. p.xiv ISBN 0-8018-4251-4