 |

Cartouche - Egypte

Een cartouche (Oudegyptisch sjenoe) is een
ovale omcirkeling van de naam van Egyptische koningen en
koninginnen in
hiërogliefen. Deze sjenoe is de
hiërogliefvorm van een geknoopt touw rond de troonsnaam
(prenomen of nesu bit) van de farao, meestal vergezeld van
de titel en de persoonlijke naam
(nomen, de geboortenaam of sa re). Het symbool is afgeleid
van de sjenring die staat voor de cyclus van de eeuwigheid,
en heeft ook een apotropaeïsche
functie (dient als bescherming of afweer tegen boze
invloeden). Als hiërogliefteken heeft het dan ook twee
betekenissen: eeuwigheid en bescherming.

Voorstelling
De cartouche ziet eruit als een oblong met verticale streep
erachter. Als teken voor eeuwigheid gaat de sjenoe vaak
vergezeld van de godheid van eeuwigheid Heh, en staat dan
onder gekerfde palmbladnerven, symbool voor het lange
tijdsverloop, waarin elke kerfstrook een "jaar" aangeeft. Er
is mettertijd ook een associatie met het zonnesymbool. De
zonneschijf verschijnt midden in de ring die erdoor omsloten
lijkt te worden als door een ouroboros. Dit symbool wordt
vaak in de beide klauwen van een vogelgod zoals Horus of de
verschillende gierengodinnen (symbool van Isis) gehouden,
die boven de koning hangen en met hun uitgestrekte vleugels
bescherming bieden.

Oorsprong, gebruik en
ontwikkeling
Het eerste gebruik van een cartouche lijkt in de Egyptische
geschiedenis samen te lopen met dat van de sjenring. Hoeni,
de laatste koning van de 3e dynastie van Egypte liet als
eerste zijn naam omcirkelen door een sjenoe. De cartouche
raakte vanaf de eerste farao van de 4e dynastie definitief
in gebruik onder
farao Snofroe, en verving
toen de serech. De ring werd mettertijd uitgerekt vanwege
namen met meer letters en een
vollediger orthografie. Zo werd de sjen ring voort in zijn
eigen betekenis gebruikt, terwijl de cartouche of sjenoe,
als standaard formaat voor koninklijke namen diende. Enkel
het nomen en het prenomen werden in een cartouche geplaatst.
De andere drie namen van de vijf, die typisch tot een farao
behoorden, werden voort in een serekh geschreven. Naar de
beschermfunctie is mogelijk gealludeerd door het gebruik van
koninklijke sarcofagen in de vorm van een sjenoe (vanaf de
18e dynastie van Egypte), zoals ook door inscripties op deze
sarcofagen lijkt te worden bevestigd. In het graf van
Thoetmosis III in de
Vallei der Koningen is zelfs
de hele dodenkamer in de vorm van een reusachtige sjenoe uit
de rots gehouwen. Het Egyptisch woord sjenoe is afgeleid van
het werkwoord sjeni, dat 'omcirkelen' betekent.

De cartouches blijven door de hele
Egyptische geschiedenis heen bestaan. Zelfs nog in de
Romeinse tijd, waar ze meestal vergezeld gingen van de titel
autocrater. In het Demotisch is het symbool gereduceerd tot
een paar haakjes en een verticale lijn. Aan de hand van een
cartouche kan men zien dat het gaat om een farao en niet om
een god. De namen van goden werden namelijk niet in een
cartouche geschreven, tenzij uitzonderlijk in de latere
perioden onder Grieks-Romeinse overheersing voor
tempelinscripties aan Osiris-Onnophris en Isis. De term
'cartouche' stamt van de soldaten van Napoleon. Voor hen
leek de vorm op hun patronen (in het Frans cartouche).
Champollion zag het belang ervan in om de
hiërogliefen te ontcijferen,
waar hij uiteindelijk in slaagde via de
Steen van Rosetta, omdat hij
veronderstelde dat ze namen van koningen aangaven.

|
 |