 |

Vallei - dal der Koningen

De Vallei der Koningen, dat door de Arabieren
Biban-el-Moeloek (de poorten der koningen) wordt genoemd, omdat de
ingangen van verschillende graven zich in de rotsachtige wanden van
het dal bevinden, is een diepe uitholling in het Libische
kalksteenmassief, dat zich in noordwestelijke richting uitstrekt. De
oude Egyptenaren hadden verschillende namen voor deze plaats, zoals
“ta-sechet-aat”, de grote vlakte, of de mooie ladder van het westen.
Maar de officiële naam luidde, grootse en majestueuze necropool van
de onsterfelijke
farao’s in het westen van
Thebe. De toegang tot het
dal leidt tegenwoordig over een kilometerslange, brede,
geasfalteerde weg, die het oude pad uit de tijd van de farao’s
volgt, dat “het pad waar Ra ondergaat” werd genoemd. Het dal is in
twee gebieden verdeeld, de West vallei ofwel het Dal der Apen, met
vier graven waaronder
Amenhotep III en
Eje,
terwijl de Oost vallei, die aan de verlenging van de toegangsweg
ligt en algemeen het 'Dal der Koningen' wordt genoemd, en in totaal
63 graven bevat. Boven het Dal der Koningen rijst 'de hoorn' op, een
natuurlijke rotspiramide, die de plaatselijke bevolking 'el-Kron' noemt en die
in de oudheid aan de slangengodin Mertseger, zij die van stilte
houdt, was gewijd. De aanwezigheid van zo’n element dat duidelijk
aan de
piramiden,
het kenmerk van de antieke koninklijke begraafplaatsen van het Oude
Rijk herinnert, was vermoedelijk de reden waarom de eerste farao’s
van de 18de dynastie deze door de woestijnzon verzengde plaats, voor
het inrichten van hun eeuwige rustplaatsen kozen. Er kan ook echter
een praktische overweging worden toegevoegd, tengevolge van zijn
ligging en geografische bepaling, was de toegang tot dit dal
moeilijk en kon in ieder geval gemakkelijk worden overzien door de
Megiaiu, de speciale bewakers, die opdracht hadden de necropool te
bewaken. Het is moeilijk om precies na te gaan wie de eerste farao
was die zich in het Dal der Koningen liet begraven, waarschijnlijk
was dit
Thoetmoses I. Misschien werd dit graf pas later ten tijde
van
Thoetmosis III gebouwd, die mogelijk de sarcofagen van de eerste
Toetmozieden hierheen liet brengen, een theorie, die gezien de
gevonden voorwerpen, die tot de periode van Thoetmosis I teruggaan,
acceptabel is. Een van de oudste graven, zo niet het oudste van
allemaal, is zeker het grote en ongewone graf dat
Hatsjepsoet voor zichzelf en haar vader Thoetmosis I liet bouwen. Het kan echter niet worden uitgesloten,
dat de grafkelder oorspronkelijk voor Thoetmosis I werd gebouwd en
dat de originele plannen later door koningin Hatsjepsoet werden
gewijzigd.

In elk geval werd het Dal der
Koningen vanaf de periode van Hatsjepsoet en Thoetmosis III, de begraafplaats van de
farao’s die tot het einde van de 19de dynastie als
koninklijke necropool dienst deed, tot de periode van Ramses XI, de laatste farao die in het dal werd begraven. In tegenstelling tot wat
vroeger werd verondersteld, werden de ingangen van de koninklijke graven
niet gecamoufleerd, maar waren ze duidelijk zichtbaar en de
necropoolpolitie, die de weg naar de vallei bewaakte, controleerde de
ingangen van de graven regelmatig om er zeker van te zijn dat de zegels
die op het moment van de begrafenis werden aangebracht, niet werden
geschonden. Helaas werd al vrij vroeg geconstateerd, dat deze
voorzorgsmaatregelen niet genoeg waren. Tijdens een moeilijke en
politiek en sociaal instabiele periode, die tegen het einde van het
regentschap van
Ramses III begon en tot het einde van de 20ste dynastie
steeds erger werd, de schatten die in de graven lagen lokte veel dieven
en plunderaars aan. Daarom werd besloten de necropool niet langer te
gebruiken. De priesters verhuisden de Koninklijke
mummies naar veiligere
en beter beschermde plaatsen, zoals de geheime bergplaats, de cachetten
van Deir el-Bahari. Aan de hand van papyri, de procesakten betreffende de
grafschendingen op papyrus, zijn we te weten gekomen, dat reeds in die
tijd vele Koninklijke graven werden geschonden. Het graf van
Toetanchamon
is een uitzondering hierop. Het werd met het puin van de
opgraving van het graf van Ramses IV bedekt, dat zich boven zijn ingang
bevond. Daarna werd het dal eeuwen lang met rust gelaten tot de
Ptolemeische periode, toen de eerste Grieken en Romeinen hier
arriveerden. De historicus Diodorus Siculus, die zich in 57 v. Chr. in Egypte bevond, schreef over zijn bezoek, De mensen zeggen dat dit de
graven der voormalige koningen zijn. Het zijn schitterende graven en ik
ben er van overtuigd dat het nageslacht zeker niet in staat zal zijn
ooit iets mooiers te creëren. Op de muren van het graf van
Ramses IV bevinden zich talloze interessante geschriften, die van de toeristen uit
de Romeinse periode afkomstig zijn.
|

Daarna volgde weer een periode van
rust tot de jezuïet Claude Sicard, die tussen 1708 en 1712 in Egypte
was, de plaats als het antieke Thebe identificeerde en de graven opnam waarvan
slechts de helft toegankelijk was, later, in 1769, onderzocht de Schot
James Bruce het graf van Ramses III en de geleerden, die met het
expeditieleger van Napoleon in 1798 meekwamen, ontdekten het graf van Amenhotep III in de West vallei en verrichten op deze plaats de eerste
wetenschappelijk opgravingen. In 1817 ontdekte Giovanni Battista Belzoni uit het Italiaanse Padua de graven van
Ramses I en Eje, deze laatste
bevind zich in de West vallei. Na deze buitengewone vondsten, volgden 3
jaar later die van de Engelsman James Burton, die 2 anepigrafische
graven en een derde ontdekte, die aan prins Meryaton, zoon van
Ramses II, werd toegeschreven. Tussen 1824 en 1830, de jaren die op de ontcijfering
van de
hiërogliefen
volgden, werkte John Gard Wilkinson ononderbroken in
het Dal der Koningen en nummerde de graven voor de eerste keer, een
nummering die ook vandaag nog wordt gebruikt. Tussen 1828 en 1850 werd
het dal door wetenschappers, reizigers en kunstenaars bezocht, waaronder
Champollion en Rossellini, Robert Hay en Richard Lepsius.
Op 4 november 1922 ontdekte
Howard Carter het graf van Toetanchamon,
onder het graf van Ramses VI, de trap, welke leidde naar een van de
meest fantastische archeologische ontdekkingen ooit. De vallei bestaat uit twee delen, een oostelijke helft en een westelijke
helft. De westelijke helft is de plek waar toeristen de graven van de
farao's uit het
Nieuwe Koninkrijk kunnen bezoeken, het oostelijke gedeelte is op een
enkele kleine tombe na alleen toegankelijk voor wetenschappers. Vermoed
wordt dat op deze plek zich nog een aantal onontdekte graven bevind.
Momenteel (2006) zijn er 63 tombes geïdentificeerd en een groot deel
daarvan is ook daadwerkelijk te bezoeken. Een aantal tombes is
afgesloten voor het publiek. |
Nieuwe Graftombe DK 63

Op 8 februari 2006 maakte het Egyptische Supreme Council
of Antiquities, onderdeel van het ministerie van cultuur bekend dat een
Amerikaans team van archeologen, onder leiding van Otto Schaden van de
universiteit van
Memphis,
een nieuwe graftombe in het Dal der Koningen had ontdekt. De ontdekking
was de eerste sinds de ontdekking van het graf van
Toetanchamon in 1922 en deed archeologen vermoeden
dat er nog meer graven in het dal waren verborgen. Het graf werd ontdekt
tijdens restauratiewerkzaamheden aan graf DK 10, het graf van Amenmeses.
Vorig jaar werden daar in de nabije omgeving de resten van een
arbeidershut gevonden en direct daarna ontdekte men een depressie in een
stuk grond bij de arbeidershut, waarvan werd vermoed dat er een schacht
onder zat. Na weken van graven, ontdekten zij vervolgens op 15 meter
diepte een stenen deur. Wanneer de nieuwe tombe precies werd ontdekt, is
nog niet bekend gemaakt. De ontdekking is in ieder geval vóór 25 april
2005 gedaan, want op die dag werd de domeinnaam van de expeditie
geregistreerd. Op 10 februari kon het graf voor het eerst bezichtigd
worden door persfotografen.
Graf DK 63 stamt uit de 18e dynastie (1567 - 1320 v.Chr., het Nieuwe Rijk)
en bevindt zich tussen graf DK 10 (Amenmeses) en graf DK 62. Het telt
één grafkamer, met daarin zeven
mummies en 20 aarden kommen, waarin diverse eet en drinkwaren
hebben gezeten. De kommen hebben allemaal een faraonische zegel. Het
geheel is vrij slordig neergezet, waardoor archeologen vermoeden dat de
begrafenis snel moest gebeuren. De mummies zijn naar alle
waarschijnlijkheid niet van een farao, maar van diens familie of
hofhouding, priesters of rechters. De mummies in het graf hebben
gekleurde maskers, die enigszins zijn aangetast door termieten en liggen
in houten sarcofagen. Eén van de mummies is op zijn zij gevallen, met
het hoofd richting de deur. Het masker toont het gezicht van een vrouw
met lang zwarte haren, dunne wenkbrauwen, ronde ogen en een dikke gouden
ketting. De sarcofaag is door rotting aangetast. Het team dat de tombe
heeft ontdekt, hoopt op de sarcofagen hiërogliefen te vinden die
verklaren van wie de mummies zijn.
Graf DK 63 heeft een stenen toegangsdeur van ongeveer 1,5 meter hoog. De
grafkamer zelf heeft een omvang van, voor zover kan worden gezien, vier
bij vijf meter. De muren zijn vlak en wit. |
Tombe 33 - Padiamenope

Achter één van de meest populaire toeristische
attracties in Egypte, de Vallei der Koningen, ligt een mysterieuze
graftombe. Het gaat om Tombe 33, een rustplaats die al meer dan duizend
jaar verborgen is gebleven en juist daarom het grootste mysterie van het
heilige land wordt genoemd. Zo’n 100 jaar geleden trok een groep van
archeologen de tombe in, maar keerde nooit meer terug.
De opening van deze graftombe, gelegen op de westelijke oever van de
Nijl, ongeveer vijfhonderd kilometer ten zuiden van Caïro, had nog heel
wat voeten in de aarde. De Egyptische overheid verzegelde de tombe een
eeuw geleden met een grote muur en weigerde daarna iedere vorm van
opgraving en onderzoek. Tot kort geleden, toen de regering een team van
egyptologen van de Universiteit van Straatsburg uitnodigde om Tombe 33
te heropenen.
Deze tombe is erg lang dicht gebleven en in de geschiedenisboeken is er
maar weinig over bekend, vertelt professor Claude Traunecker. Hij heeft
de leiding over de opgravingen en ziet met deze klus een jeugddroom in
vervulling gaan. Het is overduidelijk een soort mythe geworden, vooral
omdat de tombe van iedere andere verschilt.
Het verschil zit vooral in de grootte van de tombe: tot ongeveer 20
meter onder de grond verbinden lange gangen de 22 kamers, die over drie
verdiepingen zijn verspreid. Daarmee is Tombe 33 imposanter dan die van
de meeste farao’s, en al helemaal omdat deze niet eens voor een koning
of een lid van de Koninklijke familie was bestemd. Maar voor wie was
deze grote tombe dan wel? En was deze persoon misschien meer dan alleen
een dienaar?
Het was de Duitse archeoloog Johannes Dümichen, één van de eerste
onderzoekers van het graf, die enkele inscripties wist te vertalen en
ontdekte dat de tombe was gebouwd voor Padiamenope, een hooggeplaatste
priester en Meester der Rituelen (belangrijke geleerde) die leefde in de
zevende eeuw voor Christus.
Dümichen, tevens oprichter van het Instituut van de Egyptologie, raakte
geobsedeerd door Tombe 33 en werkte aan een volledige beschrijving van
het ondergrondse doolhof, de spectaculaire gangen en de kamers vol
fresco’s en hiërogliefen. Maar de egyptoloog kwam niet verder dan
slechts drie van de geplande zeven wetenschappelijke publicaties; hij
overleed onverwachts in 1894, waarna de tombe werd verzegeld.
De beschrijvingen spraken tot de verbeelding van egyptologen wereldwijd,
maar zorgden ook voor frustratie: het werk van Dümichen was, honderd
jaar na zijn dood, nog steeds niet voltooid. Dat Tombe 33 na al die tijd
eindelijk mag worden betreden, is dan ook een grote doorbraak, vindt
Traunecker.
Na het afbreken van enkele muren voor de ingang betreedt hij met zijn
team, onder toezicht van de Egyptische overheid, de laatste rustplaats
van Padiamenope. Eén van de hiëroglyfische teksten lijkt tot de
archeologen te spreken: ‘Degenen die nu geboren zijn, moge zij de tombe
betreden en zien wat er binnen is. Kijk om je heen en probeer het te
begrijpen. Lees en herstel deze inscripties.'Ik ben nu al gechoqueerd
door ons bezoek', reageert Traunecker, die beseft dat hij aan het begin
staat van misschien wel de grootste ontdekkingstocht in zijn leven. |

|
 |