Aker: (god)
Aker was een aardgod
die toezicht hield op de overgang van de oostelijke en
de westelijke horizon in de onderwereld en meestal als
twee nog aan rug zittende leeuwen is afgebeeld.
Ammoenet: (godin) Zij was een godin
in de onderwereld en werd afgebeeld met het hoofd van
een krokodil, het bovenlichaam van een leeuw en het
onderlichaam van een nijlpaard. Ze stond bekend als de
verslinder van de doden en kwam voor in het verhaal over
het laatste oordeel van de doden. Het hart van de
overledene werd in de weegschaal gelegd met aan de ene
kant de veer van Maat. Als het hart zwaarder was dan de
veer, kwam Ammoenet in actie en verslond het hart,
daarmee was de kans voor een verder leven in het
hiernamaals voorbij.
Anubis: (god) In het oude Egypte
waren jakhalzen niet geliefd, ze kwamen veel voor bij de
graven. De Egyptenaren geloofde echter dat ze
bescherming boden voor de doden omdat ze veel ’s nachts
rondscharrelden. Hierdoor werd hij de dodengod Anubis
afgebeeld in de gedaante van een jakhals of als mens met
een jakhalzenkop. Hij was ook de god van het balsemen,
en ook bewaker der geheimen rechter van het
dodengericht, hij was bij het wegen van het hart, en het
openen van de mond. Hij vormde een godenfamilie met zijn
moeder de koegodin Hesat, en de stiergod Mnevis. Later
werd hij ook genoemd als een zoon of broer van Osiris,
hij was in heel Egypte bekend, waarschijnlijk stamt hij
uit de 17de dynastie van Egypte.
Anoekis: (Ankhet): (godin) Godin van de
jaarlijkse Nijl overstromingen, zij draagt een hoge kroon
van riet, en komt eigenlijk uit Nubie. Samen met Chnoem
en Satet waren zij een godenfamilie van de Nijl. Ze gold
ook al heerseres van het zuidelijke
grensgebied.
Apophis(Apep): (god)
Dit was een
god van de duisternis en donkere krachten ten tijde van Aton en heeft een verschijningsvorm van een
slangendemon. Hij zou diegene zijn die elke ochtend en
avond de zon aanviel, waardoor de lucht rood kleurde,
hij probeerde de vaart van de zon te remmen, maar Seth
met zijn magische krachten was te sterk voor hem.
Aton: (god) De zonnegod van de
Amarna-theologie van
Achnaton
'hij die zich nuttig maakt
voor Aton' werd als een zonneschijf met lange stralen voorgesteld, waarvan de
uiteinden als mensenhanden waren weergegeven. Aton is de abstractste vorm van
een god die er in het oude Egypte ooit geweest is. Hij werd gezien als het
daglicht dat mens en dier laat leven. Achnaton en de koninklijke familie hadden
de rol van goddelijke familie, die de verzorging van de god met offers en dus
ook zijn dagelijkse verschijning garandeerde. In de afbeeldingen van Achnaton
wordt bovendien de bekwaamheid van deze koning als scheppende god
gesymboliseerd. Het latere dood verklaren van de Amarna-theologie betrof niet de
godenvoorstelling van Aton maar zijn aardse plaatsvervanger Achnaton. Achnaton
had zelfs een complete stad ten gunste van de verering van Aton gebouwd. Akhetaten, 'Horizon van Aton'. De tegenhanger van Aton was de god Apophis die
elke avond de god Aton wist te verwonden maar elke ochtend bleek dat Aton weer
had overwonnen als de zon weer op kwam.
Bastet: (godin)
In het Oude Rijk was de kat nog niet zo populair hoewel volgens het
dodenboek
in Heliopolis de katten de slechte Apophis-slang gedood hadden. De kat werd
echter steeds populairder en kwam steeds centraler in het leven van de Egyptenaren te staan. Na de dood van het huisdier werd het zelfs gebalsemd en
verafgood. Als tegenstander van Apophis werd de kat aan de zonnegod gewijd. De
katers golden als zijn incarnatie en de poezen werden vereenzelvigd met het
zonneoog. Daarom dragen veel kattenfiguren een
scarabee
op hun kop of borst, als
symbool van de opgaande zon. Hoewel de verering in Boebastis, in de delta,
begon, verspreidde zich dit al snel over de rest van de delta en later zelfs het
gehele land. Bastet was verbonden met de god Sachmet, de god met de leeuwenkop.
Daarnaast werd ze beschouwd als moeder van leeuwengod Miysis, die als bijnaam
'Heer van de Slachting' had. Het was daarom bijvoorbeeld verboden om op
feestdagen van de godin op leeuwenjacht te gaan. Daar Bastet in het begin nog
met een leeuwenkop werd afgebeeld werden de gelaatstrekken in de loop der jaren
zachter en vriendelijker en werd de kop vervangen door die van een kat.
Uiteindelijk werd Bastet de positieve tegenpool van Sachmet. Het vrolijke
huiselijke gebied van de vrouwen, waartoe de liefde en de vreugde behoorden, was
voortaan van haar.
Chepri (Khepri): (god) De zonnegod als schepper in de gedaante van een scarabee. Deze naam kreeg de
zonnegod als hij aan het begin van de dag aan de horizon verscheen, vermoedelijk
naar het voorbeeld van de kever die de hele dag een balletje mest voor zich uit
moest duwen. De scarabee was ook een toepasselijk beeld voor de schepper en
zonnegod Atoem, opdat uit het balletje aarde, dat zijn eieren bevatte, spontaan
een nieuwe kever tevoorschijn kwam.
Chonsoe (Khons): (god) Chonsoe werd in de meeste gevallen in de gedaante van een
mummie met zijlok
en maansymbool op het hoofd voorgesteld. Oorspronkelijk zag men hem als onheil
brengende en schermende god. Dit hing hoogstwaarschijnlijk samen met het
veranderende uiterlijk van de maan. Chonsoe was het kind van Amon en Moet en
werd 'de wandelaar' of 'reiziger' genoemd omdat hij 's nachts de hemel doorliep.
Als de zon van de nacht werd hij ten dele ook met een valkenkop afgebeeld. Chonsoe werd door het volk hoofdzakelijk als orakelgod en als beschermer tegen
ziekten zeer vereerd. Er zijn namelijk muurschilderingen waar hij onder
begeleiding van Horus, staand op krokodillen, ten strijde trekt. In hogere zin
gold het maankind namelijk als aspect van de jeugdige Horus. Dit was mogelijk
omdat het denken van de Egyptenaren niet rechtlijnig was in het verlopen van
tijd. Zij geloofden namelijk dat alle tijdsperioden tegelijkertijd afliepen en
daardoor was het mogelijk om alle leeftijdsaspecten van een god ten alle tijde
aan te roepen.
Geb: (god) Deze door Atoem geschapen
aardgod behoorde tot de kosmogonie. Samen met Noet
(hemel), Sjoe (lucht) en Tefnoet (vochtigheid) vormde
hij de ruimte, waarin de zonnegod de tijd in beweging
kon zetten. Hij stond als eerste heerser op aarde voor
rechtmatigheid van het goddelijke koningschap. Hij was
verantwoordelijk voor het scheppen van het water en de
vegetatie, hij kon de vorm aannemen van een gans (de
Grote Gakker), en zou verantwoordelijk zijn voor het
leggen van het ei waaruit de zon is geboren. Hij wees in
het tribunaal van Horus en Seth de eerstgenoemde aan als
wettig opvolger van Osiris. Dit had tot het gevolg dat
in de toekomst alle farao’s Geb aan hun zijde moesten
hebben om de wettelijke troon te kunnen betreden.
Harakhte: (god)
Harakthe is een andere verschijningsvorm van de god Horus. Vaak afgebeeld
door een gevleugelde zon.
Harendotes: (god)
Opnieuw een andere vorm van de god Horus, nu als beschermgod van zijn vader
Osiris.
Heh: (god) Heh is de god van de oneindigheid. Dat is ook te zien aan de specifieke kroon
die deze godheid draagt; de kroon symboliseert namelijk het Egyptische telwoord
voor miljoen. Zijn attribuut is de ingesneden palmtak, die de jaarrekening
symboliseert en op talloze gelukkige jaren van koninklijke heerschappij wijst.
Als belichaming van het grote aantal verschijnt de god ook slechts zelden als
afzonderlijk individu, maar vormt hij meestal een groep met andere Heh's. Hun
gemeenschap toont een soort verveelvoudiging van de luchtgod Sjoe en verwijst
naar het oneindige aspect van de god. Heh is de oneindigheid van de tijd en
wordt als hemeldrager steeds met opgeheven armen afgebeeld.
Horus: (god) Met de naam Horus werden vele verschillende konings- en
hemelgoden in de gedaante van een valk benoemd. Zijn strijdlust en zijn
vliegkunst maakten de valk uiteindelijk tot de koning der goden. Naast zijn
verschijning als valk werd hij ook vaak als een gevleugelde zonneschijf
afgebeeld zoals in de
tempel van Edfu. Binnen de
Osiris-mythe waren Horus en
Seth broeders. De rivalen raakten in conflict met elkander en daarbij verloor Horus een oog. Daarop besloten de goden het land te verdelen. Horus werd heerser
over Neder-Egypte en Seth werd god in Boven-Egypte. Later werd Seth ook uit Boven-Egypte verdreven en werd Horus alleenheerser van het gehele land. Seth
werd verdreven naar de woestijnen en de barbaarse volkeren en zou bekend worden
als vertegenwoordiger van het chaotische. De god Horus symboliseerde de hemel;
de zon en de maan waren zijn ogen. Het was Horus die de eigenschappen van een
god verbond met de heerser over Egypte, de farao. Dat was de reden waarom de
farao gezien werd als incarnatie van de Horus. Het gevolg hiervan is te zien in
de namen die de farao kreeg na zijn kroning. Horus werd opgenomen als onderdeel
in de koninklijke titel.
Horuszonen:(Amset, Hapi, Duamutef, Kebehsenoef)
Amset (met mensenhoofd), Hapi (met bavianenkop), Doeamoetef (met
jakhalzenkop) en Kebehsenoef (met valkenkop) golden als beschermgoden over de
ingewanden omdat zij als beschermgoden de gebalsemde organen moesten begeleiden
in hun reis naar de andere wereld. Onderdeel van hun taak van deze goden was dat
ze de overledene moesten beschermen tegen honger en dorst door ze op te nemen.
Vanaf het Nieuwe Rijk werden de deksels van de canopen voorzien van de gedaante
van hun hoofden.
Joh: (god) De god Joh was de belichaming van de maan. Op zijn hoofd droeg hij zijn
kenmerkende maanteken op zijn hoofd; de schijf en sikkel. Deze oergod werd bijna
nooit in de menselijke gedaante afgebeeld maar als verschijningsvorm(en) van de
sterren. Dit maanteken werd ook vaak door het maankind Chons als hoofdtooi
gedragen. In het oude Egypte was de maan de zon van de nacht en ook het
rechteroog van Horus. De godheden Osiris, Thot en later ook Isis werden als zijn
beschermers beschouwd. De permanente cyclus die de maand vormden, werden
beschouwd als een verwijzing naar het sterven en de wederopstanding. De
maanfasen verwezen ook naar het veertien dagen durende (de periode dat de maan
afnam) in stukken snijden van Osiris. Het is hierdoor dat de maansikkel in
beelden en teksten ook door een snijdend wapen (Thot) of door een been (Osiris)
te zien is.
Mafdet: (godin) Zij werd vaak
afgebeeld langs de staf van een executiewapen in de vorm
van een katachtige. Zij speelde een rol bij het vellen
van het laatste oordeel. Haar hoofdtaak was het
bestrijden van zondaars en slangen.
Meretseger: (godin) De godin met slangenkop of slangenlichaam gold als beschermgodin van de doden
en als patroon van de necropoolarbeiders van
Deir el-Medina
in het westelijke
gebergte in Thebe. De arbeiders plaatsten dan inscripties op stenen waarin zij
getuigden van haar vermogen om misdadigers met blindheid of slangengif te
treffen en indien vergiffenis op zijn plaats was weer te genezen. Haar naam
wordt meestal vertaald als 'Zij die van stilte houdt' wat erg toepasselijk is
voor iemand die over een grote necropolis waakt. Ze stond in verbinding met Renenoetet en samen fungeerde ze ook als voedster.
Min: (god) De god van de dierlijke als plantaardige vruchtbaarheid is een van de oudste
godheden in Egypte. Meer dan levensgrote beelden van de god zijn al vanaf het
4de millennium voor Christus in Koptos bekend. In de faraonische tijd stelde men
hem voor als mummie met opgeheven arm met een gesel, stijve fallus (penis) en
een verenkroon op het hoofd. Soms werd hij afgebeeld in de vorm van Amon-Re. Als Kamoetef, ‘stier van zijn moeder’, was hij ook een scheppende god; die van de
plantengroei. Hij was ook de beschermheer van alle reizigers in de woestijn.
Zijn afkomst is overigens omstreden en lag waarschijnlijk ergens in het
buitenland, Eritrea of het oude koninkrijk Poent. Farao's ten tijden van het
Nieuwe Rijk namen deel aan feesten ter ere van Min om zo de vruchtbare
vernieuwing van het koningsschap te vieren.
Moet: (godin) De groeiende populariteit van de vrouwelijke godin met de gierkap en de
dubbele kroon was direct afhankelijk van Amon. Vanaf het Nieuwe Rijk vormde ze
met Amon en met haar zoon Chonsoe de Thebaanse triade. In de vorm van de Thebaanse Triade stond Moet voor het gezin en de bescherming ervan. Haar naam
die met het teken voor gier wordt geschreven, betekent ‘moeder’ en verwijst naar
diezelfde rol. Amon en Moet golden vanaf de 18de dynastie ook als ouders van de
koning. Als heersers van Asjeroe kreeg ze in de
Karnak tempel
een eigen cultusplaats met
een meertje in de vorm van een halve maan, waar ze als leeuw verscheen. Ze was
nauw verbonden met andere gier en leeuwgodinnen als Nechbet, Wadjet, Sachmet of
Bastet.
Nekhbet (Nechbet): (godin) De godin trad op in de gestalte van een gier of een vrouw met een gierkap.
Als kroongodin van Boven-Egypte droeg ze bij voorkeur de hoge witte kroon van
dit deel van het land. Een nauwe verbinding bestond er met de godin Wadjet, haar
tegenpool uit Beneden-Egypte, en met de godinnen Moet en Tefnoet. Bovendien
beschermde en voedde Nechbet het koninklijke kind. Haar belangrijkste
cultusplaats was el-Kab, waar ook haar oorsprong lag, in de 3de gouw van Boven-Egypte. Als symbooldier voor Opper-Egypte is ze ook vaak in die
hoedanigheid te zien op de kroon. Daarnaast werd ze vaak weergegeven als een
gier met gespreide vleugels die de symbolen van de eeuwigheid in haar klauwen
houdt. Ze kan ook een beschermend symbool zijn, als ze één van haar vleugels
voor zich gestrekt houdt. Haar voornaamste functie was die van moedergodin en
beschermde voedster van de koning.
Neith: (godin) Deze oude jacht- en oorlogsgodin werd in het Oude Rijk rondom
Memphis als
koninklijke beschermmacht vereerd. Neith droeg de kroon van Beneden-Egypte en
haar symbool is een schild met gekruiste pijlen. In het Oude Rijk was ze
uitgegroeid tot vrouw van Seth waarmee ze de krokodillengod Sobek kreeg. Haar
cultus groeide door totdat met zelfs geloofde dat zij de geboorte uitgevonden
had. Ze was één van de voer godinnen die bij de baar van Osiris de wacht
hielden. Dit was omdat ze als mythische ontdekker van de weefkunst haar toezicht
hield op de linnen windsels van de mummie. Haar belangrijkste cultusplaats was Saïs in de delta, waar ze tijdens de 26ste dynastie heel populair was, omdat de
koningen uit deze tijd daar vandaan kwamen. Later werd ze in Esna zelfs
scheppergodheid.
Noen (Nun): (god) Als personificatie van
het oerwater, waaruit bij de schepping van de wereld het
eerste land, de oerheuvel, opsteeg, werd hij zeer zelden
afgebeeld. Samen met zijn vrouwelijke tegenpool Naunet
vormde hij het eerste van de vier oergoden paren, waarbij
de goden met een kikkerkop en de godinnen met een
slangenkop werden afgebeeld.
Osiris: (god)
De mummie-vormige god met de atef-kroon uit plantenstengels en
struisvogelveren gold oorspronkelijk waarschijnlijk als oogst en
vruchtbaarheidsgod. Als tegenpool van de wilde woestijngod Seth stond hij voor
het gecultiveerde land en de geordende wereld. De voortdurende strijd tussen de
twee tegenstanders was de basis voor de Egyptische schepping en de daaruit
voortvloeiende dood van Osiris voorwaarde voor het ontstaan van het hiernamaals.
Osiris stierf en werd door Isis en Nephthys in het hiernamaals weer tot leven
gewekt. Hij verwekte zijn zoon Horus die op aarde de strijd tegen Seth
voortzette. Hij werd in Boven en Beneden Egypte als een ware held aanbeden. Als
opperste dodengod en dodenrechter was hij de vertegenwoordiger van de
rechtvaardige wereldorde in het hiernamaals. Als koning in het dodenrijk had hij
de koningsinsignes, de gesel en de kromstaf. Een van de belangrijkste
cultusplaatsen was Abydos, waar volgens de overlevering zijn graf bevindt en
spelen voor de god werden gehouden.
Quadesh: (godin) Deze uit het
Midden-Oosten afkomstige godin uit het Nieuwe-Rijk
vormde samen met de goden Min en Reshep een drietal. Ze
was een godin van het seksuele genot en word afgebeeld
als een naakte vrouw met bloemen in haar handen, ze
staat op de rug van een leeuw.
Renenoetet: (godin)
Bijnamen als ‘heersers van de schuren’ onderstrepen het karakter van de als
slang weergegeven godin als godheid van de vruchtbaarheid en de oogst. Bijzonder
populair was de cultus van de godin in Fayoum in de 12de dynastie en in
Thebe tijdens het Nieuwe Rijk.
Satet: (godin) Al vanaf het Oude
Rijk werd ze vereerd op het eiland Elefantine, waar ze
samen met Chnoem en Anoeket een drietal vormden. Het aan
haar gewijde heiligdom werd tot in de Griekse-Romeinse
tijd steeds weer uitgebreid. Ze bewaakte de zuidelijke
grens en was de schenkster van het koele water dat uit
Elefantine komt. Ze werd afgebeeld met de kroon van
Boven-Egypte met zijdelings bevestigde, omhoogstaande
gazellenhorens.
Selket (Serket): (godin) Deze godin werd
als schorpioen vereerd, zij werd meestal afgebeeld als
mens met een schorpioen op haar hoofd. Samen met Isis, Nephthys en Neith beschermde ze de ingewanden en de
gemummificeerde doden.
Seth: (god) De god van de storm en het weer wordt vaak ‘heerser van de woestijn en de
vreemde landen’ genoemd en vertegenwoordigd al het kwade dat op de aarde
aanwezig was. Waarschijnlijk was het dier van Seth in de vroegste tijden al zo
gestileerd dat de zoologische determinatie ervan tot op de dag van vandaag niet
duidelijk is. In de Osiris-mythe
was Seth chaos, het wilde element, en vermoorde
hij zijn broer Osiris omdat hij alleen verantwoordelijk gehouden wilde worden
van het scheppen van de aarde. Daarna vocht hij tegen diens navolger Horus, zoon
van Osiris, om de macht. Aan de andere kant was hij samen met Horus beschermgod
met dezelfde rechten voor de koning. Samen gaven ze de koning de kronen van het
land en knoopten ze in de symbolische voorstelling van de ‘Vereniging van Beide
Landen’ de nationale planten van Boven- en Beneden-Egypte voor de heerser aan
elkaar.
Sobek: (god) Deze god als krokodil
afgebeeld, of met een krokodillenkop, was een
vruchtbaarheidsgod en was ook een oer- en
scheppergod.
Tawaret (Taurt, Thoeris): (godin) Een
nijlpaardgodin beschermde de barende vrouwen. Ze zou de
concubine van Seth zijn geweest maar koos voor Horus in
zake de troonopvolging en toonde daarmee haar
vriendelijke karakter. Ze werd afgebeeld met de kop van
een nijlpaard, de poten van een leeuw, de staart van een
krokodil en de zware borsten van een volwassen vrouw.
Deze gedaante moest kwaadaardige krachten bij vrouwen
uit de buurt houden. Ondanks haar uiterlijk was ze enorm
populair bij de gewone Egyptenaren.
Thot: (god)
Tot de vooraanstaande goden
van het Egyptische pantheon behoorde Thot, die vanaf het
Oude Rijk in het gehele land werd vereerd. Zijn
belangrijkste cultusplaats was Hermopolis in het midden
van Egypte. De voorstellingen tonen hem als man met een
ibiskop, als ibis of als baviaan. In zijn hoedanigheid
van maangod was Thot verantwoordelijk voor de kalender,
de tijd en wiskunde. Bij de kroning van de koning
noteerde hij de regeringsjaren van de heerser en schreef
diens naam op de bladeren van de heilige isjedboom van
Hermopolis. Thot was de uitvinder van schrift en taal,
bewaker van de goddelijke orde en alle rituelen alsmede
van de geheime kennis. De schrijvers (ambtenaren)
benoemden hem daarom tot hun beschermheer. Bij het
dodengericht, het wegen van het hart, was het Thot die
in het bijzijn van Osiris het resultaat voor de dode
noteerde. Hij gold ook als de beschermer van de dode,
die hij hielp de weg te wijzen door de
onderwereld.
Wepwawet: (god) Een god met het hoofd
van een jakhals. De naam betekent zoiets als 'opener van
wegen' wat kan wijzen op de verovering van de farao's of
de toegang tot de onderwereld. Dit kan alles te maken
hebben gehad met het feit dat hij aan de zijde van de
koning stond ten tijde van een strijd maar ook kan het
zijn dat het slaat op het feit dat hij tijdens de
ceremonie van het Openen van de Mond bij de begrafenis
van de farao ook uitvoerde en hem begeleide bij zijn
tocht naar de onderwereld. |