Het mummificeren. Een bijzonder aspect van de Oud-Egyptische cultuur was het
balsemen van overledenen. Dit Egyptische gebruik vond zijn oorsprong in de
klimatologische en landschappelijke omstandigheden van het land. In de
Prehistorie begroef men de doden gewikkeld in matten of dierenhuiden in het zand
van de woestijn. In een dergelijke omgeving werd al het vocht aan de weefsels
van het lichaam onttrokken, waardoor er natuurlijke mummies ontstonden. Toen men
er echter toe overging de doden in kisten te leggen en hiervoor graven te
bouwen, waren deze natuurlijke conserverende omstandigheden niet meer aanwezig,
zodat het lijk wegrotte. Volgens de Oud-Egyptische geloofsvoorstellingen was het
echter van groot belang dat ook het aardse lichaam goed intact bleef. Vandaar dat men
begon te experimenteren met methoden om het lijk na de dood tegen het natuurlijk
proces van verval te beschermen. Bij de eerste pogingen werd het lichaam strak
omwikkeld met linnen doeken.
Men ontdekte echter dat het vergaan van het lichaam niet kon worden
tegengegaan zonder de organen uit de borst en buikholte te verwijderen. Organen
als geslachtsdelen, borsten, oren, ogen, mond en neus zijn dikwijls in het
linnen gemodelleerd, of er is op zijn minst een gezicht op het linnen
geschilderd. De buitenste lagen van de windsels werden als kledingstukken
bewerkt, bij vrouwen in de vorm van een lange, nauwsluitende jurk, bij mannen in
de vorm van een lendendoek. De techniek van het mummificeren bereikte pas een
volgend ontwikkelingsstadium in het Middenrijk, toen men ertoe overging de
hersenen uit de schedel te verwijderen. Dit procedé werd aanvankelijk slechts
sporadisch en vooral in de hoogste sociale kringen rond de Koninklijke familie
toegepast. Vanaf het Nieuwe Rijk werd het gebruikelijk bij het balsemen van
het lichaam, zowel de hersenen als de ingewanden uit het lichaam te verwijderen.
Na de neergang van het faraonische rijk bleven de Egyptenaren de lichamen van
hun overledenen balsemen, zij het meestal minder zorgvuldig dan voorheen. In de
7de eeuw n.Chr. raakte het balsemen in Egypte dan ook geleidelijk in onbruik.
De balsemers werkten buiten de dorpen aan
de Nijl of aan
één van de
irrigatiekanalen die daarop uitkwamen. Voor het wassen van het lichaam was
namelijk een grote hoeveelheid water nodig. Vondsten van plantenresten, die
toevallig aan de mummies bleven hangen, tonen aan dat het balsemen in de open
lucht geschiedde. Het lichaam werd op een houten of stenen tafel gelegd, die aan
weerskanten was versierd met de gestalte van een leeuw. Voor een Koninklijke
balseming werden tafels van kostbaarder materiaal gebruikt. De balsemers
begonnen hun werk aan het hoofd van het lijk, door de schedel te ontdoen van de
hersenen met behulp van haken. Deze haken zijn van brons en ze zijn ongeveer 40
cm lang. Het uiteinde van het instrument kon verschillend gevormd zijn: puntig,
gekromd of opgerold. Vermoedelijk werkte een balsemer met een hele set van
dergelijke haken. De hersenen werden echter niet altijd via de neus verwijderd,
maar ook dikwijls door een gat in het achterhoofd van de schedel. Als de
hersenpan leeg was werd er een harsachtige vloeistof in gegoten. Door verhitting
werden de stoffen vloeibaar gemaakt. Hierna goot men ze in de schedel, waar ze
vervolgens weer stolden. Na de behandeling van het hoofd was de romp aan de
beurt en de balsemers openden de buikholte. De snede in de buikwand vond altijd
links, boven het bekken plaats. De verwijderde ingewanden, de longen, de lever
de maag en de darmen werden door de balsemers apart geconserveerd en in linnen
doeken gewikkeld. Vervolgens deden zij de organen in een van de vier zogeheten
canopen, (zie foto's boven) een speciaal soort kruiken die werden bijgezet in het graf, naast de
mummie. Voor de magische bescherming van de ingewanden waren vier speciale goden
verantwoordelijk, de zogeheten Horus zonen. Een van hen had een menselijke
gedaante, een andere had de gedaante van een valk, nog een andere had de
gedaante van een aap en de laatste werd voorgesteld als een jakhals. In
tegenstelling tot de andere organen lieten de balsemers het hart van de
overledene in het lichaam zitten, of ze legden het er later weer in. Voor
Egyptenaren was het hart het centrum van het verstand en de emoties.
Het werd
als bepalend beschouwd voor de individualiteit van ieder mens en moest in het
lichaam blijven. Volgens de religieuze denkbeelden van die tijd kon het ook
worden vervangen door een hartscarabee, een magisch vervangend hart. De
volgende cruciale stap bij het balsemen van het lichaam was de behandeling met
natriumzout. Natriumzout onttrekt het vocht aan het lichaamsweefsel en droogt
het uit, waardoor het weefsel geconserveerd blijft. Deze behandeling met
natriumzout duurde ongeveer 35 tot 40 dagen. Daarna was het weefsel uitgedroogd
en teerde het niet verder weg. Om het lichaam er zo levensecht mogelijk uit te
laten zien, dienden de van organen ontdane borst en buikholte weer te worden
opgevuld. Hiervoor werd meestal linnen of zaagsel gebruikt, incidenteel ook het
slik van de Nijl of aromatisch geurende mossoorten. Vervolgens werd de snede in
de buikwand van de dode na het opvullen weer dichtgenaaid. Dit werd echter
slechts bij hoge uitzondering gedaan. Meestal sloten de balsemers de snede weer
af met wat linnen of een plakkaat van was, bij Koninklijke personen soms ook met
een dun laagje bladgoud. Voor het omwikkelen van de mummie hadden de balsemers
een grote hoeveelheid linnen doeken en zwachtels nodig. Ze gebruikten hiervoor
op maat gescheurde repen van afgedankte kleding en huishoudelijk textiel.
Om het
lichaam wat meer steun te geven, legde men dit wel op een plank die samen met
het lichaam omwikkeld werd, of men bracht vanaf de borstkas langs de nekwervels
een stok direct in de schedel in, waardoor het hoofd een stuk beter aan de
borstkas bleef vastzitten. Vooral in de Late Tijd legden de balsemers op de
praktisch volledig omwikkelde mummie een groot aantal amuletten van
uiteenlopende aard . Elke amulet gaf de dode een ander soort bescherming en
diende tevens voor diens regeneratie na de dood. Aan de buitenkant waren de
amuletten echter onzichtbaar gemaakt, doordat ze waren afgedekt met enkele lagen
linnen. Over de buitenste linnen doek werd dan vaak nog een kunstig bewerkt net
van faienceparels aangebracht. Het hoofd van de mummie werd omsloten door een
mummiemasker, een beschilderde linnenkartonnage. Alleen bij Koninklijke mummies
werden gouden maskers gebruikt. Het masker toont het gelaat van de dode als
geïdealiseerde, vergoddelijkte persoon, zonder kenmerken die verwijzen naar
leeftijd of persoonlijkheid. Deze manier van weergeven veranderde pas vanaf de
1e eeuw n.Chr. onder invloed van de Romeinen. Vanaf die tijd werd het in
Midden-Egypte gebruikelijk om op de mummie een stucmasker aan te brengen. Nadat
de mummie met zorgvuldigheid gereed was gemaakt, werd hij in een of meerdere in
elkaar passende kisten gelegd. In het Oude Rijk en Middenrijk hadden deze een
rechthoekige vorm, maar later werden ze aangepast aan het silhouet van de
mummie. De begrafenis van de gestorvene vond ongeveer 70 dagen na het overlijden
plaats, maar er zijn ook gevallen bekend waarin de begrafenisplechtigheid pas
veel later plaats vond, wellicht omdat het graf niet eerder gereed was. Door de ontdekking van het graf van
Toetanchamonweten we dat de koningen van
het Nieuwe Rijk in meerdere in elkaar passende grafkisten werden begraven. Van
de 19e tot de 21e dynastie kwam het gebruik om de mummie door een reeks in
elkaar passende grafkisten te beschermen zó sterk in de mode dat
ook mensen van niet Koninklijke afkomst zich op deze manier lieten begraven. In
deze periode werden ook steeds vaker meer versieringen aangebracht, zowel aan de
binnenkant als de buitenkant van de kisten.
Dertig mummies gevonden in nieuw ontdekt
graf
Caïro09-02-09. In een graf van
minstens 2600 jaar oud in de Egyptische dodenstad Saqqara zijn
dertig mummies gevonden. Maandag hebben Egyptische archeologen dit
bekendgemaakt.
De graftombe werd gevonden in de nabijheid van de piramide vanSakkara, +- 20 kilometer ten zuiden van de Egyptische
hoofdstadCaïro.
Volgens het hoofd van de Egyptische archeologische dienst, dr. Zahi
Hawass, ligt het nieuwe graf op de bodem van een elf meter diepe
bron. Acht mummies bleken in sarcofagen te liggen, de overige waren
geplaatst in nissen in een muur. Hawass omschreef de plek als ’een
opslagplaats voor mummies’, die dateert uit 640 v. Chr. en de
26ste dynastie, toen het laatste Egyptische koninkrijk werd
overweldigd door buitenlandse veroveraars. De locatie van het graf
is ouder dan het graf zelf en dateert uit de 4300 jaar oude, 6de
dynastie.
Een medewerker van Hawass, Abdel Hakim Karar, zei dat het gebruik
van dergelijke nissen zeldzaam is voor de periode waaruit de mummies
dateren. De meeste mummies zijn slecht geconserveerd. Een van de
sarcofagen is van hout en draag de naam Badi N Huri, maar geen
titel.
Archeologen zijn al 150 jaar actief in Sakkara, een uitgestrekte
begraafplaats waar ontdekkingen zijn gedaan uit verschillende
perioden. De necropool ligt ongeveer twintig kilometer ten zuiden
vanCaïro.