Al zo'n 2300 jaar v. Chr. richtte men in Egypte in
opdracht van de farao enorme obelisken op ter verering van de
zonnegod Ra. Op een aantal plaatsen zijn dergelijke obelisken
teruggevonden. Een klein aantal staan zelfs nu nog overeind,
bijvoorbeeld in de
Luxor tempel staat nog een
obelisk die is uitgehakt en opgericht in opdracht van farao
Ramses II.
Een obelisk is een massieve brok graniet, zorgvuldig uitgehouwen in
de vorm van een afgeknotte piramide met op zijn top een punt in de
vorm van een kleinere piramide.
Een obelisk is een zuil die naar boven toeloopt, op een vierkant
grondvlak. Hij is gemaakt uit een monoliet (steen), meestal graniet
en normaal is hij ook nog bedekt met
hiërogliefen.
Het graniet kwam uit de steengroeven in
Aswan en werd vanaf daar, per
boot, getransporteerd naar de plaats waar ze moesten komen. Dat was
een heel karwei, want sommige obelisken waren meer dan 400 ton
(400.000 kg) en 30 meter hoog. Obelisken komen uit dezelfde tijd als
de
piramiden, ongeveer 5000 jaar
geleden. Ze werden in opdracht van een koning gebouwd en ze stonden
meestal aan de ingang van de
tempels ter verering van de
zonnegod Ra. Ze zijn zo hoog omdat ze zo ver mogelijk naar de zon
moesten reiken.
Farao's die obelisken lieten
bouwen, lieten zich er zo op beschrijven dat het leek of de
zonnegoden hen aanbaden. Sommige obelisken zijn gebouwd ter ere van
overwinningen of een regeerperiode. De eerste of vroegste obelisk
die is gevonden is die van Senoeseret I uit de 12e dynastie, deze
obelisk is nog steeds op zijn eigen oorspronkelijk positie in
Heliopolis.
Vanaf ongeveer 1910 v. Chr. werden de obelisken met meerderen
tegelijk geplaatst voor pylonen van tempels. In het Oude Rijk
(2700-2140 v. Chr.) plaatste men ook wel kortere en bredere
obelisken voor de ingang van rotsgraven. Hierop stond dan de naam en
de titels van de overledene. Kleine, houten obelisken zijn weer
gevonden in latere graven samen met sjawabti-beeldjes of
oesjabti-beeldjes, het schijnt
een verband te houden met een nachtelijke reis van de zonnegod door
de onderwereld en de vereniging met de
dodengod Osiris. Doordat
archeologen in een steengroeve (Aswan) onafgemaakte exemplaren
hebben gevonden van obelisken, is er meer duidelijkheid ontstaan
over het maken en verplaatsen van deze bouwwerken.
Men denkt dat er eerst twee geulen werden weggehakt naast de plaats
van de toekomstige obelisk. Daarna werd eronder een steen weggehakt
en werd de obelisk gestut en afgevlakt, door een soort kraan met een
zware, rondzwaaiende kogel eraan of met steenbeitels. Daarna werd de
obelisk versierd. Dan werden er de hiërogliefen in aangebracht.
Vervolgens werd met man en macht geprobeerd om de obelisk naar de
rivier te krijgen en dan werd hij daar op een boot geplaatst.
Eenmaal op de plaats van bestemming aangekomen, werd de obelisk op
zijn sokkel geplaatst.
In de steengroeve in Aswan, waar de oude Egyptenaren sarcofagen,
beelden en kisten uitkapten, bevindt zich uit de Faraonische tijd de
onvoltooide obelisk, die wordt toegeschreven aan
farao Hatsjepsoet (14e eeuw v.
Chr.). Deze obelisk is 41,5 m lang, heeft een basis van 4 x 4 m en
weegt naar schatting 1168 ton. De obelisk werd van de rots
losgemaakt, maar tijdens dit werk barstte hij en daarom noemt men
deze de 'onvoltooide' obelisk. De Egyptische obelisken (Egyptisch: techen) zijn
de opvolgers van de Benben - stenen en stonden in dienst voor de
zonnecultus. Ze waren op de punt verguld en hebben zo de
zonnestralen weerkaatst. Ze zouden ook verwijzen naar het Egyptisch
scheppingsverhaal, waar de zon scheen op de net ontstane rots. Op
enkele uitzonderingen na bestaat de steensoort van een obelisk uit
roze graniet, afkomstig uit de steengroeve van
Aswan.
De eerste verplaatsing van de obelisken is in de Romeinse keizertijd
te dateren, waarbij obelisken van uit Egypte naar Rome of Byzantium
verscheept werden. Een tweede verplaatsing dateert uit de 19e eeuw
waarbij de steden Londen, New York en Parijs de Naald van
Cleopatra
ontvingen.
Het is een wijd verspreide misvatting dat de obelisken van de
Egyptenaren dienden als gnomon en dus als zonnewijzer. Wel werden
obelisken die later verplaatst werden als puntzonnewijzer
geïnstalleerd (bijvoorbeeld door de Romeinse keizer Augustus in zijn Horologium in Rome en de obelisk op de Place de la Concorde in
Parijs).
In Rome staan in totaal twaalf obelisken. Elf daarvan zijn tussen 10
voor Christus en 357 na Chr. en één uit de 4e eeuw na Chr. Deze
obelisken zijn vaak verplaatst, totdat ze de standplaats kregen die
ze nu hebben.
de Piazza Minerva,
het Sint Pietersplein (26 meter, 326 ton, zonder hiërogliefen),
de Pincio,
de Sint Jan-van-Lateranen (32 meter 460 ton)
de Piazza di Montercitorio (22 meter, 214 ton),
de Piazza del Popolo,
het parlement, de Santa Maria Maggoire,
de Piazza Quinrinale,
de Trinità dei Monti en het Pantheon.
Istanbul
De Egyptische of Theodosius obelisk hoort oorspronkelijk niet thuis
in Istanbul,
dit van oorsprong Egyptisch monument ter ere van de farao Thoetmosis
III werd door keizer Theodosius I naar Constantinopel (het huidige
Istanbul) overgebracht en geplaatst
op het
Hippodroom. Oorspronkelijk werd de obelisk opgericht
bij de
tempel van Karnak, de
hiërogliefen vertellen de
verhalen van de overwinningen van Thoetmosis III. Bovenaan wordt
Thoetmosis III al knielend afgebeeld terwijl hij een offer brengt
aan de god Amon-Ra. De obelisk rust op 4 bronzen voetstukken boven
op een marmeren sokkel van 6 meter hoog. De sokkel zelf is versierd
met reliëfs waarop het oprichten van de obelisk en andere taferelen
met de keizer worden afgebeeld.
Opmerkelijk en tegelijkertijd een triest detail: Er bevinden zich
meer obelisken in het buitenland dan in Egypte zelf.
|