 |

Anwar Sadat, derde president van Egypte

Mohammed Anwar al-Sadat,
(25 december 1918 –
Caïro, 6
oktober 1981) was een Egyptisch politicus, en van 1970 tot
1981 president van Egypte.
Sadat volgde een officiersopleiding aan de militaire
academie en promoveerde in 1938. Hij bereikte de rang van
kolonel. Door zijn anti-Britse politiek onderhield hij in de
Tweede Wereldoorlog betrekkingen met de Duitsers. Hiervoor
werd hij in oktober 1942 gearresteerd en gevangengezet in
een concentratiekamp waaruit hij in november 1944 wist te
ontsnappen. Na de oorlog, in januari 1946, werd hij opnieuw
opgepakt op beschuldiging van terroristische activiteiten.
Hij bleef gevangen tot eind 1948, waarna hij vrijgesproken
werd en opnieuw toegelaten tot het leger (1950).
Sadat was samen met
Djamal Abd al-Nasser een van de leiders
van de geheime groepering van de Vrije Officieren en nam
deel aan de geweldloze staatsgreep van 23 juli 1952 die het
bewind van koning Faroek I omverwierp. Hierna bekleedde
Sadat verschillende posten in de regering van Nasser en had
hij ook de leiding over het Islamitisch Congres. Later
maakte hij ook deel uit van de opperste uitvoerende raad van
de ASU (Arabisch-Socialistische Unie). Op 20 december 1969
werd hij vicepresident van Nasser, en na diens dood op 28
september 1970 werd hij interim-president. Hij werd in die
functie bevestigd door een referendum.
Hij ging al gauw een meer pro-westerse koers varen dan zijn
voorganger en zette de sovjet militaire adviseurs het land
uit. Samen met Syrië lanceerde hij in 1973 de Jom
Kipoeroorlog (ook wel Oktoberoorlog genoemd) tegen Israël,
die aanvankelijk op een succes leek te zullen uitdraaien. De
kansen keerden echter vlug en het Israëlische leger kreeg
uiteindelijk de
overhand. Het conflict zorgde er echter voor
dat de binnenlandse tegenstand tegen Saddat een stuk minder
werd.
In 1976 werd hij herkozen voor een volgende periode van zes
jaar. Ondertussen veranderde ook zijn houding ten opzichte
van aartsvijand Israël. Op 19 en 20 november 1977 bracht
hij, als eerste Arabische leider, een officieel bezoek aan
dit land. Bij deze historische gelegenheid ontmoette hij de
Israëlische eerste minister Menachem Begin en sprak hij de
Knesset toe. Dit bezoek, waar een groot deel van de
Arabische wereld schande van sprak, was wegbereider voor
verdere vredesgesprekken tussen Egypte en Israël met de
Verenigde Staten als bemiddelaar. Deze besprekingen mondden
uiteindelijk uit in de Camp-David-akkoorden van 17 september
1978 en het in Washington getekende vredesverdrag van 26
maart 1979. Egypte erkende hiermee formeel het bestaansrecht
van Israël.
Menachem Begin, Jimmy Carter en Anwar Sadat in Camp David,
1978: Sadat en Begin ontvingen voor deze overeenkomst de
Nobelprijs voor de Vrede. De andere Arabische landen
veroordeelden deze vrede echter en Egypte raakte hierdoor
geïsoleerd binnen de Arabische wereld en werd verstoten uit
de Arabische Liga. Bovendien was er ook binnen het eigen
land heel wat weerstand tegen deze vrede, zowel uit
fundamentalistische hoek als uit de nasseristische en
communistische aanhang. In september 1981 liet Sadat, in een
reactie op dit verzet, bijna 1600 aanhoudingen verrichten,
een praktijk waarmee hij zich de afkeuring van bijna heel de
wereld op de hals haalde.
Op 6 oktober 1981 werd hij te Caïro neergeschoten tijdens
een militaire parade, door fundamentalistische militairen
(leden van de Egyptische Islamitische Jihad). Hij overleed
aan zijn verwondingen en werd opgevolgd door zijn
vicepresident
Hosni Mubarak. |

|
 |